Terug naar Schijndel 1880-1940

 

Hoofdstuk 1 - Dorpsaanzichten

 

Bebouwde kom

Goed beschouwd kan er in de hier beschreven periode eigenlijk amper van een be­bouwde kom gesproken worden. Alleen de omgeving van de kerk en het gemeentehuis gaf een straatbeeld te zien met compacte aaneengesloten bewoning. Verder was er een kleine dorpskern in het Wijbosch dat feitelijk een aparte leefgemeenschap was.

Kenmerkend voor Schijndel was de langgerekte lintbebouwing aan weerszijden van de doorgaande weg. Tussen de huizen waren er op verschillende plaatsen grote open plek­ken. Geleidelijk werden vele daarvan in de loop van de jaren volgebouwd.

Slechts op een paar plaatsen was er sprake van bebouwing wat verder het "achterveld" in: aan de Boterweg (tegenwoordig de Toon Bolsiusstraat geheten), Elschotseweg, De­ken Baekersstraat, de Heikant, nabij het klooster en de Pompstraat. Daarnaast waren er nog wat buurtschappen en groepjes verspreid liggende boerderijen.

Op de foto hieronder is het begin van de bebouwing aan de Boschweg omstreeks 1900 te zien. Duidelijk is dat met de "ingang" van het dorp niet een aaneengesloten huizen­rij begon. Naar onze begrippen heeft het veel meer weg van een puur stukje buitenge­bied.

In het pand links vooraan is tegenwoordig slagerij Princée gevestigd. Toentertijd woon­de er de familie van Heeswijk. Verderop staat het huis waar momenteel café Het Ven­neke is.

 

 

 

Straatbeelden

 

 

Hierboven is de grote doorgaande weg in het centrum van Schijndel te zien, tegèn­woordig Hoofdstraat geheten.

Het hekwerk links op de foto begrensde de grote tuin van de imposante villa van Frits Bolsius, villa "Colorito". Nu is daar ter plekke de Edah. In het centrum van Schijndel stonden nog meer grote villa's: villa Rozenburg van Toon Bolsius, villa Nieuwgaard van Harrie Bolsius en villa De Borne van Harrie Jansen. Opvallend langs de doorgaande weg in het centrum was verder het aantal grote bomen.

De serre en het huis daarnaast (zie foto) behoorden toe aan de moeder van Frits Bolsi­us. Later kwam daar van Roessel in, die er een café begon. Op de achterplaats van het café werden tijdens de jaarmarkten biggen gewogen en paarden gedekt.

In het volgende huis woonde dokter Cals. Dan had je de slagerij van Voets. Amper zichtbaar, maar tussen slagerij Voets en het volgende pand lag de weg naar Boxtel, de Nieuwstraat (tegenwoordig Kloosterstraat genaamd).

Het aantal inwoners van Schijndel bedroeg in:      1880         5193 inwoners

                                                                    1890         5478      "

                                                                    1900         5539      "

                                                                    1910         5983      "

                                                                    1920         6724      "

                                                                    1930         7896      "

                                                                    1940         9454      "

 

 

De foto hierboven geeft eveneens een beeld van een straat in het centrum, de Pompstraat. De straat ademde een wat aparte sfeer uit. Naast goed onderhouden hui­zen stond er ook een aantal mindere woningen. Nota bene, bij een huis lag gewoonlijk een mesthoop voor de deur.

In het huis rechts vooraan op de foto woonde het gezin Buenen.

Daar tegenover woonde Piet van Tartwijk, de molenaar van de Boschwegse molen. Deze was getrouwd met Gon Vink; zij dreef in hun huis aan de Pompstraat een winkel met kruidenierswaren en linnegoed.

In de twee volgende woningen verbleven mandenmaker Hannes van Schaijk en klus­jesman Jan Staak. Dat waren zogenaamde fundatiehuizen.

Verderop woonden nog pettenmaker Hendrik van den Broek en klusjesman Hannes Verschuren.

 

­Behalve in de Pompstraat waren er nog meer fundatiehuizen, onder andere in de Kluisstraat, Vicaris van Alphenstraat en aan het begin van de weg naar Wijbosch. Er waren in Schijndel meerdere fundaties. De meest bekende was wel die van oud-­burgemeester P.A. Verhagen.

 

De stichters van een fundatie waren welgestelden die bezittingen schonken aan een speciaal daartoe in het leven geroepen stichting met als doel om aan behoeftige men­sen vrije inwoning te geven. Zo leverden de fundaties een belangrijke bijdrage aan de armoede bestrijding.

Hoefde aanvankelijk voor die huizen geen huur betaald te worden, doordat de eisen van de "nieuwe" tijd een aantal extra aanpassingen aan de woningen nodig maakten kon dat op een gegeven moment toch niet gehandhaafd blijven.

Voor de fundatiehuizen aan de Wijboscheweg moest aan het einde van de jaren dertig, nadat er electriciteit was aangelegd en de huizen een grote opknapbeurt hadden gehad, 50 cent huur per week betaald worden.

 

Achteraf

Behalve degenen die in het "dûrp" woonden en de her en der verspreid wonende boe­ren, hadden nogal wat mensen verblijf gevonden op "ver" afgelegen plaatsen. Vaak stonden er huizen nabij de grenzen met andere gemeenten. Soms hadden zich ter plaat­se kleine buurtschappen gevormd. Zo'n buurtschapje was er bijvoorbeeld in het Woud waar de grenzen van Schijndel - Den Dungen - Sint Michielsgestel samenkomen. Daar stonden de zogeheten Vier Uitersten.

In het Wijbosch bij de grens met Sint Oedenrode was er de buurtschap De Berg (tegen­woordig is daar ter plaatse industrieterrein Zuid).

Voor de grensbewoners was het gemakkelijk om zich aan de plaatselijke gezagshandha­vers te onttrekken. Men kon simpelweg de scheidslijn oversteken zodat veldwachters het nakijken hadden. Buiten hun gemeentegrenzen hadden veldwachters immers geen bevoegdheid.

Wat betreft de bewoners van De Berg was het zo dat die bij veel mensen in het "dûrp" niet al te goed bekend stonden. "Scharrelaars, rommelaars, schooiers ...", zo werd er wel over hen gesproken. Het kwam nogal eens voor dat zij verdacht werden. Voor ogen moet worden gehouden dat er misschien wel al te gemakkelijk met een beschul­digende vinger in een bepaalde richting werd gewezen.

De mensen van De Berg hadden het niet breed. Hun huizen waren vaak niet veel meer dan krotten. Velen hadden geen vast werk. Men deed van alles om wat te verdienen. Een bekend iemand van De Berg was "Toon Drieduim" (Merkx). Deze verdiende zijn kost door vee naar de veemarkt in Den Bosch te drijven en door als ijzerboer bij de mensen langs de deur te gaan. Andere bekende personen waren de "kaûwe" (Havin­ga). Zij hadden die bijnaam omdat Louis Havinga indertijd met een soldeerbout langs de huizen ging om olielampen, zinken emmers e.d. te repareren. Hij was als het ware een koude (kaûwe) smid. Jèntje de Vetsmelter, die in een oude treinwagon woonde, kocht jonge bokken op en slachtte die. Mie de Klapekster verdiende wat bij door koei­en te voet van de Bosche markt naar het slachthuis van Geerkens te leiden. Halfmoi bracht wit zand op bestelling bij de mensen thuis.

 

Antoon Wouters, zoon van Caspar, had oog voor het bijzondere van De Berg. Hij ging er nogal eens schilderen. Op de foto hier­naast is hij het huis van Piet Duits op het doek vast aan het leggen. Piet Duits woon­de eigenlijk tegen De Berg aan, ter plaatse geheten De Kwient.

 

           

Aan de andere kant van Schijndel nabij de Beek (Gemonde) woonde Marinus van Box­tel, bijgenaamd Kop Emmes. Zijn "woning" bestond uit een kuil met een overkapping van hout, fitselstek, stro en plaggen. In 1927 werd hij gefotografeerd toen hij, zittend voor zijn hut en kokend zijn eigen potje, zijn kousen aan het stoppen was. Vanaf 1921 scharrelde hij zo, afgezonderd van iedereen, zijn eigen kostje. Heel af en toe kwam zijn broer uit St. Michielsgestel bij hem op bezoek. Kop Emmes leefde, zo gezegd, van wat de dag hem brengen zou.

Naar men zegt stierf hij in het Gestelse klooster na een flinke wasbeurt - in jaren was dat niet gebeurd - gekregen te hebben.

 

 

 

Winkels

Winkeltjes waren er te kust en te keur. In 1930 waren er niet minder dan 119. Vaak werd de winkel er "bij" gedaan en had men nog andere bronnen van inkomsten. Naris Vleuten en zijn vrouw Aan Hellings bijvoorbeeld hadden behalve een winkel nog een boerderij, klompenmakerij en café. Zoals vaak het geval was werden al die bedrijven in het klein uitgeoefend. Zij woonden ter plaatse waar tegenwoordig café De Nachte­gaal aan de Boxtelseweg is.

 

De vrouw dreef vaak de winkel, terwijl de man andere werkzaamheden had. Van een heleboel winkels was aan de buitenkant maar amper te zien dat er binnen wat te koop was. Het interieur van de winkel toonde al niet veel beter. Een eenvoudige toonbank en in beperkte mate de koopwaar die men aan te bieden had, dan was het bij de meeste winkels op. In veel gevallen vormde de buurt het klanten bestand van een winkel. Maar ja, wat wil je met zoveel winkels.

 

Op de hoek van de Toon Bolsiustraat en de Kluisstraat was de timmerwinkel van Wil­lem van Kaathoven. Op de foto hieronder is zijn vrouw, Kleingeld geheten, de stoep aan het vegen. Zij draagt de zogenaamde daagse of gazen muts.

In het huis aan de andere kant van de weg had Marie van der Eerden een kruideniers­winkel. De foto dateert van 1932.

 

 

 

 

 

 

Een winkelstraat bij uitstek was de Kerkstraat. Rond 1930 waren er de volgende win­kels. Links vooraan op de hoek van de Grotestraat (niet zichtlpar op de foto) had Jan van Liempd (Mallens) een bakkerij. In het volgende huis woonde varkensopkoper Piet van Heeswijk. Dan had je de bakkerij en winkel van sinkel van Gerard van Dijk. Verde­rop was de "dierenspeciaalzaak" en groentewinkel van Toon Hermes gevestigd. Voor­aan, tegenover de kerk, was het café van Memel.

Aan de rechtse kant had je eerst de sigarenzaak van Van Roessel (niet zichbaar op de foto). Vervolgens was er de fourniturenzaak van kleermaker Jansen. In het pand daar­naast waren gehuisvest de bakkerij van Goossens (later van den Akker) en het café an­nex kruidenierswinkel van Willem Schevers. In het fundatiehuis vooraan tegenover de kerk woonde lange tijd Jan de Poorter, later kwam er Bosmans in.

 

Opvallend was het grote aantal café's, bierhuizen en stille kroegen. In een bierhuis mochten alleen zwak-alcoholische dranken verkocht worden; in een stille kroeg werd er zonder vergunning verkocht.

In het Wijbosch waren er rond 1925 niet minder dan acht café's en bierhuizen, name­lijk die van: Hèn van Kaathoven-Voets, Mie Hoogzaad-Aarts (zij en haar man hadden verder een kruidenierswinkel, slagerij en klompenmakerij), Driek Hoogzaad - ge­trouwd met van den Heuvel - hij was tevens hoepelmaker, Driekske van T6ntje Drie­ken, Cornelis van de Wijdeven - hij had verder een klompenmakerij, Hanne Koolen - haar man was metselaar. Tenslotte had je nabij de Zuid-Willemsvaart nog de café's van van den Heuvel en Oomen.

 

   

 Terug naar Schijndel 1880-1940